Geschiedenis van Het Oogziekenhuis Rotterdam
Op deze pagina wordt de ontwikkeling van Het Oogziekenhuis Rotterdam door de jaren heen beschreven.
1874: oprichting Het Oogziekenhuis (Nadorststraat)
De enige oogarts en oprichter was dr. J.H. de Haas. Als record zag hij 115 patiënten op één ochtend. Hij was een gedreven man die de oogheelkunde op hoog niveau uitoefende. In dat eerste jaar werden op de 24 bedden, 230 patiënten opgenomen. De gemiddelde ligduur bedroeg 39 dagen. Op de polikliniek werden 1600 patiënten gezien.
Het ziekenhuis moest door de toenemende patiëntenstroom verschillende keren worden uitgebreid tot uiteindelijk 69 bedden. In 1901 werd dr. De Haas opgevolgd door zijn zoon, dr. H.K. de Haas. Twee collega oogartsen werden toegelaten. In de stad kwamen meer oogartsen, de hygiënische situatie verbeterde waardoor het aantal patiënten daalde.
De Vereniging tot het verlenen van hulp aan minvermogende ooglijders uit Zuid-Holland was de eigenaar van het ziekenhuis. In de crisisjaren namen de financiële problemen deze vereniging toe. Het bombardement in 1940 maakte een abrupt einde aan Het Oogziekenhuis
1915: Oogziekenhuis Oostmolenwerf
Oogarts dr. F.W.A.C. van Moll was de initiator. Van Moll was een goede operateur. Van 1909 tot 1914 opereerde hij gemiddeld 176 patiënten per jaar, ongeveer 1/3 hiervan had cataract.
De Inrichting voor Ooglijders had al jaren in verschillende panden in de stad patiënten verpleegd. Door een gift van Hfl.250.000,- van Vrouwe Maria Carolina Blankenheym kreeg zij de mogelijkheid een nieuw ziekenhuis te bouwen aan het Haringvliet. Het tweede oogziekenhuis gelegen aan de Oostmolenwerf werd in 1915 officieel geopend. Het gebouw was modern opgezet, straalde een grote allure uit en zette het sombere ziekenhuis aan de Nadorststraat ver in de schaduw.
De eerste directeur werd dr. J.P. van den Brug, in 1922 opgevolgd door dr. H.J. Flieringa en dr. E. Marks, die samen de leiding op zich namen. In 1928 werden nog drie oogartsen toegelaten, te weten van Haeren, Verkerk en mevrouw Qarteno - van der Star. Flieringa zou later een belangrijke rol spelen in de verdere ontwikkeling van het Oogziekenhuis en de oprichting van de medische faculteit. Hoewel patiënten in principe moesten betalen, kampte ook dit ziekenhuis voortdurend met financiële problemen. Op zondag 12 mei,
de eerste pinksterdag 1940, sloeg het noodlot toe.
Om 11.00 uur werd het gebouw door zes bommen totaal verwoest.
1940 - 1956: tijdens en na de oorlog
Na het bombardement gingen beide stichtingen op in een Stichting voor Ooglijders. De heer Flieringa werd directeur. In mei 1940 werd een noodziekenhuis met 24 bedden geopend in een herenhuis aan de Westersingel. De omstandigheden waren allerbelabberdst.
In het najaar van 1940 werd al gestart met de plannen voor een nieuw oogziekenhuis. De architect was A. van der Steur. Eind 1942 werd de eerste paal geslagen van het huidige pand, in 1943 werd de bouw door de bezetter stilgelegd. In 1948 werd het grootste oogziekenhuis van Nederland met 101 bedden officieel geopend.
Door de vele patiënten werd een uitbreiding noodzakelijk. In 1956 werd aan het bestaande pand een nieuw gedeelte toegevoegd.
1966: verkrijging van universitaire status
Prof. Flieringa voerde een lange en uiteindelijk succesvolle strijd om Het Oogziekenhuis als instituut erkend te krijgen door de universitaire centra. Hij was actief bij de vorming van de medische faculteit in Rotterdam.
In 1961 werd Prof. Flieringa opgevolgd door prof. dr. H.J. Henkes, één van de grondleggers van de electrofysiologie. Hij zorgde voor een uitbouw van de wetenschappelijke activiteiten en introduceerde de voor het oogziekenhuis zo kenmerkende subspecialisatie. Het specialiseren van oogartsen in een deel van het oog, leidde tot een grote know-how ontwikkeling.
In 1966 werd de medische faculteit in Rotterdam gevestigd, Het Oogziekenhuis kreeg een universitaire afdeling Oogheelkunde. Van daar uit werd de oogheelkundige consultatie verleend In het Academisch Ziekenhuis Rotterdam Dijkzigt.
De productie was in 1979 gestegen naar 3.400 operaties en 100.000 kliniekbezoeken. De drukke poli maakte uitbreiding opnieuw noodzakelijk. Het gebouw van de Tijd-Maasbode, aan de overkant van de straat, werd hiervoor benut.
1992: vertrek universitaire afdeling
In 1982 werd prof. dr. Henkes opgevolgd door prof. dr. P.T.W. De Jong.
In de jaren die volgden werd het voortbestaan van Het Oogziekenhuis herhaaldelijk ter discussie gesteld. Kleinere algemene ziekenhuizen fuseerden tot grotere instellingen, categorale instellingen (zoals kinderziekenhuizen en kankercentra) gingen op in de universitaire ziekenhuizen. Voor Het Oogziekenhuis betekende dat een opgaan in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam.
Het Ooglijdersgasthuis in Utrecht was zonder twijfel het oogheelkundig hart van Nederland. In de jaren 80 werd die instelling geïntegreerd in het Academisch Ziekenhuis Utrecht, niet alleen de bijzondere positie van Utrecht verdween van de kaart, de oogheelkunde verloor ook veel productiecapaciteit. Juist in een tijd dat vraag door de toenemende vergrijzing toenam. De wachtlijsten inde zorg werden hét politiek item.
De besluitvorming over de positie van Het Oogziekenhuis werd sterk vertraagd door onenigheden tussen prof. dr. P.T.W. De Jong en de rest van de medische staf over de positie van de universitaire afdeling. Een vertraging die ervoor zorgde dat de besluitvorming in een ander politiek-maatschappelijk context terecht kwam. Zorgverzekeraars en inspectie gingen het belang van een afzonderlijk Oogziekenhuis onderstrepen, om de wachtlijsten in de oogheelkundige zorg niet verder te laten oplopen. Het Oogziekenhuis was door de combinatie van hoge kwaliteit, hoge productie en lage kosten een aantrekkelijke zorgaanbieder voor de zorgverzekeraars. In 1992 werd uiteindelijk besloten de Universitaire afdeling onder te brengen in het Dijkzigt ziekenhuis, onder leiding van prof. de Jong. Het Oogziekenhuis bleef zelfstandig en kreeg de opdracht van het Ministerie de productie te vergroten om de wachtlijst te verkorten.
Met het Academisch Ziekenhuis Rotterdam werd een samenwerkingsovereenkomst gesloten op het gebied van patiëntenzorg, onderzoek, opleiding en onderwijs.
2000: bouw van Center of Excellence
Een strategische heroriëntatie was noodzakelijk na het vertrek van de universitaire afdeling. Het ziekenhuis verloor met de universitaire status ook een substantieel deel van het budget. De organisatie moest zich opnieuw hervatten en had last van flinke tegenwind. De regelgeving vanuit de overheid was streng met geen tot weinig ruimte voor categorale instellingen, de huisvesting was sterk verouderd en niet functioneel, de financiële basis zwak. In de eigen Rotterdamse regio was de marktpositie sterk, buiten de regio en buiten de oogheelkunde was de naamsbekendheid gering.
De nieuw aangetreden direktie besloot, dwars tegen de toenmalige trends in, om te excelleren en wel op drie terreinen; medische zorg, bedrijfskundig handelen en patiëntenbenadering. De superspecialisatie werd nog verder doorgezet. Het Oogziekenhuis werd pionier in het succesvol toepassen van bedrijfskundige instrumenten uit het bedrijfsleven in het ziekenhuis. Angstreductie bij patiënten werd de centrale bedrijfsfilosofie. Gestuurd werd op kwaliteit van handelen als onderscheidend kenmerk. Internationale samenwerking met vooraanstaande oogheelkundige instituten creëerden de weg om niet alleen innovaties te delen, maar ook om nieuwe concepten sneller in te voeren. In 1994 werd Het Oogziekenhuis, als eerste 'niet-Amerikaanse' lid, toegelaten tot de American Association of Eye and Ear Hospitals, waar o.a. Johns Hopkins en Harvard deel van uitmaken. Het Oogziekenhuis was in respectievelijk 1994 en 2006 initiatiefnemer van de European Association of Eye Hospitals en de World Association of Eye Hospitals. In de World Association zijn ook oogziekenhuizen uit Azië en Australië vertegenwoordigd. Doel van deze verenigingen is kennisuitwisseling.
Een innovatief ziekenhuis met hoge kwaliteit tegen een scherpe prijs vereist ook een huisvesting die daar bij aansluit. Na jarenlange onderhandelingen werd uiteindelijk in 2000 groen licht gegeven voor de renovatie van het gebouw. In 2005 is het geheel gerenoveerde gebouw geopend door Minister President J.P. Balkenende. De bouwfilm geeft een impressie van de verbouwing Nationaal en internationaal is veel waardering gekregen voor de hedendaagse vormgeving van de renovatie van Het Oogziekenhuis. Patiënten, bezoekers en medewerkers voelen zich op hun gemak. Transparantie, natuurlijke materialen en de op bijzondere wijze geïntegreerde kunst oogsten nog dagelijks lof.
2010: ziekenhuis en netwerk, research instituut
Toenemende marktwerking in de zorg maakt het noodzakelijk een sterke marktpositie in de oogzorg te realiseren. Gewerkt wordt aan een versterking van de toppositie binnen de oogheelkunde. Het Oogziekenhuis Rotterdam is dé superspecialist in de oogheelkunde met een aandacht voor de gevoelens van de patiënt. De versterking van de innovatieve positie vraagt een versterking van de researchorganisatie. De versterking van de marktpositie vraagt de vorming van de samenwerking met de diverse hulpverleners in de oogzorg.
De samenwerking met de universitaire wereld is versterkt. In maart 2006 is dr. J.C. van Meurs retinachirurg benoemd tot buitengewoon hoogleraar aan de Erasmus Universiteit met als leeropdracht 'Oogheelkunde, in het bijzonder netvlieschirurgie'. Per oktober 2007 is H.G. Lemij, glaucoomspecialist, tot hoogleraar glaucoommanagement aan de K.U. Leuven benoemd. Per januari 2011 is dr. A.D.A. Paridaens, oculoplastisch- en orbitachirurg, tot bijzonder hoogleraar orbitachirurgie aan de Hôpitaux universitaires de Genève bnoemd.
De organisatie van de researchactiviteiten is verder versterkt door de oprichting van Het Rotterdams Oogheelkundig Instituut (R.O.I.) waarin onder leiding van een aparte directie zowel oogheelkundige als health service researchactiviteiten zijn ondergebracht. De researchsamenwerking met de afdeling Oogheelkunde van het ErasmusMC krijgt vorm in en aparte stichting, de C.O.R.R.. De SWOO-prof. Flieringa Stichting waarin tot dan de researchactiviteiten waren ondergebracht is omgevormd tot geefstichting.
In 1998 is Het Oogziekenhuis begonnen met het opzetten van een oogzorgnetwerk; een samenwerking om de patiënt een uitstekende afstemming tussen de zorgverleners aan te bieden. Begonnen is met optometristen werkzaam in zo'n 40 optiekwinkels in de regio Rijnmond.
Ook waren diverse afdelingen oogheelkunde van andere ziekenhuizen aangesloten bij het netwerk. Tevens is intensieve samenwerking met revalidatieinstellingen (zoals Visio) opgestart.
In 2009 is de juridische structuur van de Stichting Oogziekenhuis in het licht van bovengeschetste ontwikkelingen gewijzigd. Alle activiteiten van Het Oogziekenhuis Rotterdam zijn onder de governance gebracht van de Raad van Toezicht. Onder de stichting zijn aparte BV's ondergebracht: R.O.I., Oogziekenhuis Research, Oogziekenhuis Focuskliniek en Het Oogzorgnetwerk (opgeheven begin 2019).
2024: Het Oogziekenhuis Rotterdam bestaat 150 jaar
2024 is een bijzonder jaar voor Het Oogziekenhuis Rotterdam. Het jaar markeert het 150-jarig jubileum van het ziekenhuis. Het jubileumjaar staat in het teken van evenementen, herinneringen ophalen en vooruitkijken naar de volgende 150 jaar. Om de start van het jubileumjaar kenbaar te maken hing er een grote, feestelijke strik om het gebouw.
Film: 'Het oog wil ook wat'
Film over de geschiedenis van Het Oogziekenhuis Rotterdam