Lopende wetenschappelijke onderzoeken

Bent u benieuwd naar welke onderzoeken we momenteel uitvoeren? Op deze pagina vindt u omschrijvingen van een deel van de wetenschappelijke onderzoeken die ons onderzoeksinstituut (het Rotterdams Oogheelkundig Instituut) uitvoert. Voor sommige onderzoeken zoeken we nog deelnemers, voor andere onderzoeken zijn er voldoende deelnemers gevonden.

Onderzoeken waarvoor nog deelnemers worden gezocht

Hieronder vindt u een overzicht van onderzoeken (klinische studies) waarvoor nog deelnemers worden gezocht. Wilt u deelnemen aan een van deze onderzoeken? Bespreek dit dan met uw oogarts. Eventueel kunt u het onderzoeksinstituut ook per e-mail bereiken: roi@oogziekenhuis.nl 

Een klinisch onderzoek om te bekijken of RO7200220 werkt om het gezichtsvermogen te verbeteren in vergelijking met een schijnbehandeling bij mensen met een ontstekingsgerelateerde vochtzwelling in het oog (macula-oedeem bij uveïtis) en hoe veilig RO7200220 is bij verschillende doses (referentie 2022-15)

Dit onderzoek is bedoeld voor patiënten bij wie een ontsteking in het oog (uveïtis) vastgesteld is. Door deze ontsteking heeft de patiënt last van een zwelling met vocht in een gevoelige laag aan de achterkant van het oog, het netvlies. Deze ophoping van vocht in het netvlies wordt uveïtisch macula-oedeem (UME) genoemd, soms ook netvlieszwelling of cystoïd oedeem. UME kan verminderd zicht veroorzaken. De huidige behandeling van UME zijn steroïden die worden toegediend als oogdruppels, tabletten of injecties in of rond het oog. Deze steroïden kunnen gepaard gaan met vervelende bijwerkingen.

Het doel van dit onderzoek is het beoordelen van de effecten van een nieuw medicijn. We kijken naar het effect op de vochtophoping en op het zicht, maar ook naar nadelige effecten zoals bijwerkingen. We vergelijken drie groepen: patiënten die een wat hogere dosis krijgen, patiënten die een wat lagere dosis krijgen en patiënten die een schijnbehandeling krijgen. Patiënten worden willekeurig, door middel van loting, ingedeeld in één van de drie groepen.

Patiënten van het Oogziekenhuis die geschikt zijn voor deze studie zullen door de arts in de spreekkamer worden gevraagd om deel te nemen. Het is niet mogelijk om zelf hiervoor aan te melden. Patiënten van buiten het Oogziekenhuis die in aanmerking denken te komen voor deze studie kunnen dit eerst bespreken met de eigen oogarts.

Meer informatie

Een vergelijking van het Baerveldt glaucoom implantaat en het Paul glaucoom implantaat en hun effect op het hoornvlies (referentie 2020-30)

Dit onderzoek is bedoeld voor patiënten die in aanmerking komen voor een glaucoom implantaat om de druk in het oog te verminderen. Bij de operatie wordt een zogenaamd Baerveldt implantaat gebruikt. We weten echter dat er een kleine kans is dat het hoornvlies hiermee wordt aangetast. Met dit onderzoek willen we kijken of dat risico kleiner is met een Paul implantaat. Dit is een nieuw glaucoom implantaat met een dunner siliconenslangetje.

De achterkant van het hoornvlies bestaat uit endotheelcellen. Die zijn nodig voor een goede werking van het hoornvlies. Endotheelcellen kunnen worden beschadigd door het uiteinde van een glaucoom implantaat. In het ergste geval moet het hoornvlies worden vervangen door een donor-hoornvlies. De schade aan het endotheel wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat het uiteinde van het siliconenslangetje te dicht bij het hoornvlies zit. We denken dat een dunner slangetje, zoals van het Paul implantaat, minder schade veroorzaakt.

Voor dit onderzoek maken we 2 groepen. Groep 1 krijgt het Baerveldt implantaat en groep 2 het Paul implantaat. Loting bepaalt welke behandeling de patiënt krijgt. We volgen alle patiënten twee jaar lang met onder andere extra foto’s van de endotheel.

De behandelend oogarts van Het Oogziekenhuis Rotterdam zal u vragen om deel te nemen als u in aanmerking komt voor dit onderzoek. Bent u geen patiënt bij het Oogziekenhuis Rotterdam en wilt u  in aanmerking komen voor dit onderzoek? Bespreek dit dan met uw behandelend oogarts of neem contact op met roi@oogziekenhuis.nl

Verlies van endotheelcellen in aan staar geopereerde patiënten die een Paul glaucoom implantaat krijgen, waarbij de buis in de voorste- danwel achterste oogkamer wordt geplaatst (referentie 2022-03)

Dit onderzoek is bedoeld voor patiënten die in aanmerking komen voor de plaatsing van een zogenaamd Paul Glaucoom implantaat om de druk in het oog te verminderen. Met een siliconenslangetje wordt de afvoer van vocht uit het oog bevorderd. Tot nu toe wordt bij de operatie het uiteinde van dat slangetje tussen de iris en de achterkant van het hoornvlies geplaatst. We weten echter dat hierdoor het hoornvlies kan worden aangetast. Met dit onderzoek willen we kijken of dat risico kleiner is als het slangetje achter de iris wordt geplaatst.

De achterkant van het hoornvlies bestaat uit endotheelcellen. Die zijn nodig voor een goede werking van het hoornvlies. Endotheelcellen kunnen worden beschadigd door het buisje van een glaucoom implantaat. In het ergste geval moet het hoornvlies worden vervangen door een donor-hoornvlies.

Voor dit onderzoek maken we 2 groepen. Groep 1 krijgt het buisje van het Paul Glaucoom implantaat voor de iris, bij groep 2 is dat achter de iris. Loting bepaalt welke behandeling de patiënt krijgt. We volgen alle patiënten twee jaar lang met onder andere extra foto’s van de endotheel.

De behandelend oogarts van Het Oogziekenhuis Rotterdam zal u vragen om deel te nemen als u in aanmerking komt voor dit onderzoek. Bent u geen patiënt bij het Oogziekenhuis Rotterdam en wilt u  in aanmerking komen voor dit onderzoek? Bespreek dit dan met uw behandelend oogarts of neem contact op met roi@oogziekenhuis.nl

Vroegtijdige herkenning van non-responders op steroiden bij matig tot ernstige, actieve Graves' orbitopathie (referentie 2022-01)

Om in de toekomst beter vast te stellen hoe groot de kans op een ernstig of een mild verloop van Graves’ Orbitopathie is, zal bij patiënten met de oogaandoening worden geprobeerd bepaalde biomarkers op te sporen. Biomarkers zijn indicatoren die meer informatie geven over een ziekte. Bij dit onderzoek wordt dus gekeken naar biomarkers die kunnen voorspellen hoe ernstig het ziektebeloop zal zijn. Daarnaast zal in de studie ook gekeken worden naar biomarkers die voorspellen of de standaardbehandeling voldoende effect zal hebben.  Bij de standaardbehandeling van een actieve GO ontsteking krijgen patiënten twaalf weken lang elke week een infuus prednison. Dit brengt de actieve ontsteking tot rust zodat de mate van restafwijkingen beperkt wordt. De prednison kan best belastend zijn in verband met de bijwerkingen. Daarnaast kunnen we niet garanderen of de behandeling aanslaat, zo’n 30 tot 40 procent van de patiënten reageert namelijk onvoldoende op de prednison. Het zou dus uitkomst bieden als we van tevoren kunnen zien of de patiënt profijt zal hebben van de prednison behandeling. Bij de groep patiënten waarbij de prednison niet zal aanslaan, kunnen we dan in een vroeger stadium al een andere behandeling starten. Daarnaast kijken we ook of dezelfde biomarkers terug te vinden zijn in het traanvocht. Het zou namelijk kunnen zijn dat het traanvocht een betere manier is om biomarkers te vinden dan in het bloed, aangezien de traanklier vaak betrokken is bij de ontsteking. Het afnemen van traanvocht is daarnaast minder invasief dan bloedprikken, dat zou een bijkomend voordeel zijn.

Wilt u deelnemen aan dit onderzoek? Bespreek dit dan bij voorkeur eerst met uw eigen oogarts of internist-endocrinoloog.  U kunt ook contact opnemen met planningocpl@oogziekenhuis.nl of roi@oogziekenhuis.nl.

Het meten van kwaliteit van leven bij verschillende netvlies- en glasvochtaandoeningen (referentie 2021-22)

Een oogaandoening en de behandeling daarvan hebben een grote impact op iemands kwaliteit van leven. Om dit in kaart te brengen, kunnen bepaalde vragenlijsten worden gebruikt. Dit heet ook wel een PROM, dat is een Engelse afkorting voor Patient-Reported Outcome Measure (in het Nederlands: een patiënt-gerapporteerde uitkomstmeting). Bij een PROM-vragenlijst worden gezondheidsuitkomsten door de patiënt zelf ingevuld, bijvoorbeeld: problemen door slecht zicht, ongemakken na een operatie en zorgen over de toekomst. Een PROM kan gebruikt worden om samen doelen te stellen met de zorgverlener, het verloop van de oogaandoening bij te houden en te evalueren of het behandeldoel behaald is.

Voor patiënten met een netvliesloslating, maculagat, maculapucker, vitreomaculaire tractie of glasvochttroebelingen (floaters) zijn nog geen geschikte PROM-vragenlijsten ontwikkeld. Het doel van dit onderzoeksproject is om voor elk van deze patiëntgroepen een PROM te ontwikkelen. Het is belangrijk dat er in een PROM vragen worden gesteld die relevant zijn voor de patiënt én dat de PROM kwaliteit van leven goed kan meten. Deze twee aspecten worden bekeken bij dit onderzoeksproject.

Als u meedoet met dit onderzoek, dan vult u eenmalig een PROM-vragenlijst in. Patiënten van het Oogziekenhuis die geschikt zijn voor deze studie zullen door de zorgverlener in de spreekkamer worden gevraagd om deel te nemen. U kunt ook contact opnemen met roi@oogziekenhuis.nl of vr-proms@oogziekenhuis.nl om te kijken of u in aanmerking komt om mee te doen.

Meer informatie

DSAEK versus DMEK (referentie 2019-22) 

Wanneer de hoornvliesdystrofie van Fuchs (zie de informatiefolder Hoornvliesdystrofie van Fuchs) in een gevorderd stadium is, kan besloten worden om een transplantatie van het achterste deel van het hoornvlies te doen. Bij deze operatie wordt het endotheel vervangen door donorweefsel (zie de informatiefolder ‘Posterieure Lamellaire Keratoplastiek’ ). Deze operatie kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Het belangrijkste verschil is de manier waarop het donorweefsel wordt voorbereid, vóórdat het tegen de binnenkant van het eigen hoornvlies wordt aangebracht. In dit onderzoek willen wij twee verschillende technieken met elkaar vergelijken.

De ene techniek wordt DSAEK genoemd (de afkorting voor de Engelse aanduiding: Descemet Stripping Automated Endothelial Keratoplasty). Hierbij wordt het donor-hoornvlies opgespannen op een daarvoor bestemd instrument (het microkeratoom), zodat de voorkant kan worden weggesneden. De overblijvende achterzijde van het hoornvlies bestaat uit endotheel en een deel van de middelste laag van het hoornvlies (stroma). Uit deze overgebleven laag wordt een rond lapje gesneden, dat aangebracht kan worden aan de binnenzijde van het hoornvlies.

De andere techniek wordt DMEK genoemd (Descemet Membrane Endothelial Keratoplasty). Daarbij wordt het endotheel samen met het membraan van Descemet van het donor-hoornvlies voorzichtig losgetrokken. Omdat deze laag erg dun is, krult het weefsel op tot een rolletje. Bij het aanbrengen, moet het daarom zorgvuldig worden uitgerold tegen de binnenzijde van het hoornvlies.

Patiënten van het Oogziekenhuis die geschikt zijn voor deze studie zullen door de arts in de spreekkamer worden gevraagd om deel te nemen. Het is niet mogelijk om zelf hiervoor aan te melden. Patiënten van buiten het Oogziekenhuis die in aanmerking denken te komen voor deze studie kunnen dit eerst bespreken met de eigen oogarts. 

Meer informatie

De invloed van een staaroperatie op de progressie van een epiretinaal membraan (referentie 2018-37)

Een ERM is een laagje littekenweefsel dat door veroudering op het midden van het netvlies (gele vlek of macula) kan ontstaan. Dit laagje kan in de loop van de tijd samentrekken, waardoor er plooien in het netvlies kunnen ontstaan. Dit kan ervoor zorgen dat de gezichtsscherpte vermindert en voorwerpen vervormd lijken (metamorfopsie). Als deze klachten ernstig worden, kan uw oogarts het nodig vinden om het ERM operatief te verwijderen. Er zijn aanwijzingen dat een staaroperatie invloed kan hebben op de ontwikkeling van ERM. Dat willen wij onderzoeken. Zo hopen we in de toekomst beter te kunnen beslissen wanneer alleen een staaroperatie voldoende is (en te wachten met de ERM operatie) en wanneer het beter is om beide operaties tegelijkertijd uit te voeren.

Meer informatie

Natuurlijk beloop van het syndroom van Usher type 1B (referentie 2017-22)

Het syndroom van Usher is een erfelijke ziekte, die gehoor en zicht al op jonge leeftijd aantast. Er bestaan verschillende varianten, elk gekenmerkt door specifieke veranderingen van het erfelijk materiaal (genen). Variant type 1B wordt veroorzaakt door veranderingen in één bepaald gen en komt relatief vaak voor. In dit onderzoek worden alleen metingen gedaan om te bepalen wat er met het gezichtsvermogen gebeurt in de loop van twee jaar. Behandeling is geen onderdeel van deze studie. Omdat het syndroom van Usher een zeldzame ziekte is, komen maar weinig patiënten in aanmerking om aan dit onderzoek mee te doen. De oogarts van u, of uw kind, kan u hier meer over vertellen.

Meer informatie

Gesloten onderzoeken (hiervoor kunt u zich NIET meer aanmelden)

Hieronder vindt u een overzicht van lopende onderzoeken (klinische studies) waar al voldoende deelnemers voor zijn.

COAST studie (referentie 2021-20)

Leeftijdsgebonden maculadegeneratie of LMD is een oogaandoening die wazig zicht of donkere vlekken kan veroorzaken wanneer u recht vooruit kijkt. Het is het gevolg van een ziekte van de macula (de 'gele vlek'), een geel gedeelte aan de achterkant van het oog dat verantwoordelijk is voor scherp zicht en kleurenzicht. Bij natte LMD groeien er abnormale bloedvaten onder de macula en het netvlies, een deel van het oog dat helpt om te zien. Uit de abnormale bloedvaten lekken bloed en vocht, waardoor problemen met het gezichtsvermogen ontstaan.

Het onderzoeksmiddel ( OPT-302) en Aflibercept  (Eylea )zijn geneesmiddelen die de groei stoppen van de abnormale bloedvaten in het oog die lekken en dus natte LMD veroorzaken (deze geneesmiddelen worden anti-VEGF-behandelingen genoemd: ze blokkeren het eiwit dat betrokken is bij de groei van deze abnormale bloedvaten). Dat helpt om schade aan het macula-gedeelte van het netvlies te voorkomen.

Onderzocht wordt of het onderzoeksmiddel, wanneer het wordt gegeven in combinatie met Aflibercept, het gezichtsvermogen kan verbeteren bij patiënten met natte LMD.

Patiënten van het Oogziekenhuis die geschikt zijn voor deze studie zullen door de arts in de spreekkamer worden gevraagd om deel te nemen. Het is niet mogelijk om zelf hiervoor aan te melden. Patiënten van buiten het Oogziekenhuis die in aanmerking denken te komen voor deze studie kunnen dit eerst bespreken met de eigen oogarts. 

GOLDEN studie (referentie 2021-18)

AMD is een progressieve ziekte van een gebied achter in het oog (netvlies). Het is de belangrijkste oorzaak van centrale zichtstoornis bij personen ouder dan 50 jaar in ontwikkelde landen. Als onderdeel van het natuurlijke verloop van de ziekte kan zich iets ontwikkelen dat “geografische atrofie” of GA wordt genoemd. GA is een aandoening waarbij het weefsel in het centrale gedeelte van de achterkant van het oog (netvlies) verloren gaat of dunner wordt. Dit verlies of dunner worden van dit weefsel kan leiden tot verlies van zicht dat vaak in het centrale gezichtsveld begint.

Het doel van het GOLDEN onderzoek is uitzoeken hoe veilig het nieuwe, medicinale onderzoeksmiddel ISIS 696844 is voor de behandeling van GA. We willen ook kijken naar de verdraagbaarheid en hoe goed het werkt. We vergelijken het effect van twee sterktes van het onderzoeksmiddel met een placebo. Een placebo is een onderzoeksmiddel zonder actief bestanddeel, een ‘nepmiddel’. Het onderzoeksmiddel zou ervoor moeten zorgen dat het lichaam minder factor B (FB) aanmaakt, wat kan bijdragen aan GA. Het FB-eiwit wordt in de lever gemaakt en verspreidt door het lichaam, inclusief het oog.

Het doel van dit onderzoek is om te zien of het onderzoeksmiddel de hoeveelheid FB vermindert en of dit de progressie van GA bij personen met AMD zal vertragen.

Patiënten van het Oogziekenhuis die geschikt zijn voor deze studie zullen door de arts in de spreekkamer worden gevraagd om deel te nemen. Het is niet mogelijk om zelf hiervoor aan te melden. Patiënten van buiten het Oogziekenhuis die in aanmerking denken te komen voor deze studie kunnen dit eerst bespreken met de eigen oogarts. 

 

PRIMAvera studie (referentie 2021-19)

Het PRIMA-systeem is een medisch hulpmiddel dat wordt ontwikkeld voor mensen met degeneratieve retina-aandoeningen zoals atrofische leeftijdsgebonden maculadegeneratie (of geografische atrofie). Bij deze aandoening zijn de lichtgevoelige cellen van het centrale gedeelte van de retina achterin het oog gedegenereerd, wat leidt tot verlies van het centrale gezichtsvermogen. Het PRIMA-systeem is gericht op gedeeltelijk herstel van de visuele functie door elektrische prikkeling van de retina via een implantaat dat met een operatieve ingreep onder de retina (subretinaal) wordt geplaatst. Het subretinale implantaat is bedoeld als gedeeltelijke vervanging van de gedegenereerde fotoreceptoren (lichtgevoelige cellen) bij atrofische LMD.

In kleinere onderzoeken is het systeem vooralsnog veilig gebleken. Dit is echter het eerste onderzoek waarin de verbetering van de visuele functie met de huidige bij mensen toegepaste versie van het systeem bij een groter aantal onderzoeksdeelnemers met geografische atrofie bij leeftijdsgebonden maculadegeneratie wordt geanalyseerd.

Patiënten van Het Oogziekenhuis die geschikt zijn voor deze studie zullen door de arts in de spreekkamer worden gevraagd om deel te nemen. Het is niet mogelijk om zelf hiervoor aan te melden. Patiënten van buiten Het Oogziekenhuis die in aanmerking denken te komen voor deze studie kunnen dit eerst bespreken met de eigen oogarts. 

Complicaties bij pigmentbladtransplantatie bij patiënten met maculadegeneratie (referentie 2019-21)

Leeftijdsgebonden maculadegeneratie (MD) is een veelvoorkomende oorzaak van blindheid bij ouderen. Meestal kan dit met injecties worden behandeld. Als injecties geen effect hebben, kan in enkele gevallen gekozen worden voor een operatie. Voorbeelden van behandelingen zijn transplantatie van het pigmentblad of macularotatie.

Bij een pigmentbladtransplantatie worden lekkende bloedvaten onder de macula verwijderd. Door de ziekte MD en door het chirurgische verwijderen van de bloedvaten onder de macula is het pigmentblad beschadigd. Zonder pigmentblad werkt de macula niet goed en zal het zicht dus niet verbeteren. Daarom wordt een deel van het pigmentblad buiten het centrum getransplanteerd naar de macula.

Bij enkele patiënten die in het verleden een pigmentbladtransplantatie hebben ondergaan, is een ontstekingsreactie opgetreden. Met het onderzoek dat binnenkort start wordt bekeken of antilichamen (afweerstoffen die van nature in het lichaam voorkomen) hierbij een rol spelen. Ter vergelijking wordt er ook gekeken naar antilichamen bij patiënten die geen ontstekingsreactie hebben gehad na pigmentbladtransplantatie, bij patiënten die injecties hebben gekregen voor maculadegeneratie en bij deelnemers die geen maculadegeneratie hebben.

Onderzoek bij patiënten met Amaurosis congenita van Leber type 10, LCA10 (referentie 2018-34) - gesloten

LCA10 is een erfelijke ziekte waarvoor nog geen behandeling bestaat. Dit onderzoek beoordeelt of veranderingen in het gezichtsvermogen van patiënten met LCA10 kunnen worden opgespoord met behulp van een mobiliteitsparcours. De proefpersoon wordt gevraagd om zijn/haar weg te vinden langs korte parcours, waarbij de verlichting en de positie van (zachte obstakels) op de weg telkens variëren. Of patiënten mee kunnen doen wordt bij een eerste test vastgesteld. Als dat het geval is, volgt een tweede test na ongeveer een maand. Beide tests zijn zeer uitgebreid en kunnen meer dan een dag duren. LCA10 is een zeldzame ziekte, de oogarts van u of uw kind kan u meer vertellen over eventuele deelname aan dit onderzoek.

Onderzoek bij patiënten met Amaurosis congenita van Leber type 10, LCA10 (referentie 2018-36) - gesloten

LCA10 is een erfelijke ziekte waarvoor nog geen behandeling bestaat. Dit onderzoek wordt onderzocht of een nieuw geneesmiddel veilig en verdraagbaar is en of het werkt. Daarvoor worden drie groepen met elkaar vergeleken: groep 1 (geen geneesmiddel), groep 2 (dosis 1) en groep 3 (dosis 2). Het hele onderzoek duurt ruim 2 jaar. In het 1e jaar zijn er 3 injecties in het oog dat het slechtst ziet (of 3 'nep'-procedures voor patiënten in groep 1). In het 2e jaar kunnen dan beide ogen van alle deelnemers (dus ook uit groep 1) worden behandeld met het geneesmiddel, maar alleen als de onderzoeksarts dat verantwoord vindt. Tijdens de studie worden regelmatig allerlei onderzoeken verricht, onder andere met het mobiliteitsparcours. LCA10 is een zeldzame ziekte, de oogarts van u of uw kind kan u meer vertellen over eventuele deelname aan deze onderzoeken.

 

Meer informatie of deelnemen

Wilt u meer informatie over of deelnemen aan een van deze onderzoeken? Neem dan contact op met ons onderzoeksinstituut (R.O.I.) door een e-mail te sturen naar roi@oogziekenhuis.nl of te bellen naar 010 40 23 449.

Website R.O.I. (Engelstalig)