Promovendus Ionela Popescu-Giovanitsas werkt bij het Rotterdams Oogheelkundig Instituut (ROI) om wetenschappelijk onderzoek te doen naar de oogziekte Glaucoom. Met de resultaten van het onderzoek hoopt ze (samen met haar team) de glaucoomoperaties te verbeteren.
Oogziekte Glaucoom
Glaucoom is een veelvoorkomende, chronische oogaandoening. Vroege opsporing en tijdige behandeling kunnen gezichtsuitval voorkomen. Ionela vertelt: “Er is nog veel onduidelijk over de oogziekte Glaucoom. Zo weten we niet precies hoe deze oogaandoening wordt veroorzaakt. Maar we weten wel dat de oogzenuw wordt aangetast. Er zijn een aantal risicofactoren zoals ouderdom, een hoge min-of plusbril, glaucoom in de familie of een verhoogde oogdruk. Van dit rijtje is de oogdruk de enige factor die we kunnen behandelen. De eerste behandeling die glaucoompatiënten krijgen is medicatie in de vorm van oogdruppels om de oogdruk te verlagen. Als dit niet werkt gaan we naar een volgende stap: een laserbehandeling. Als we ook hiermee de oogdruk niet voldoende kunnen verlagen, komt de patiënt in aanmerking voor een operatie. Tijdens deze operatie krijgt de patiënt een implantaat die vocht afvoert waardoor de oogdruk daalt. Dit voorkomt dat het gezichtsveld en gezichtsscherpte van de patiënt verder achteruit gaan.”
Hoe ontstaan er zo min mogelijk complicaties?
Ionela doet onder supervisie van oogartsen drs. de Waard, drs. Bollemeijer en dr. Bonnemaijer wetenschappelijk onderzoek naar glaucoomimplantaten. Een implantaat is een voorwerp dat in het oog geplaatst wordt en voor de afvoer van vocht zorgt. Dat bestaat uit een plaatje en een siliconenbuisje. De achterkant van het hoornvlies bestaat uit cellen die nodig zijn voor een goede werking van het hoornvlies. Die cellen heten endotheelcellen en ze kunnen worden beschadigd door het uiteinde van het buisje van een glaucoomimplantaat, dit bleek ook uit eerdere ROI studies. Om het implantaat zo min mogelijk schade te laten veroorzaken willen we het buisje verder van het hoornvlies plaatsen, of gebruiken we een veel dunner buisje. Het onderzoek wordt gesplitst in twee studies. Bij de eerste studie wordt een nieuwe glaucoomimplantaat getest: de zogeheten Paul implantaat, dat een veel dunner buisje heeft in vergelijking met het standaard Baerveldt implantaat. Bij de andere studie kijkt ze naar de plek in het oog waar de implantaat geplaatst wordt. Ze stelt de vraag: (1) Maakt de nieuwe Paul implantaat minder endotheelcellen kapot dan de Baerveldt implantaat omdat het buisje dunner is? En (2) Is het beter om de Paul implantaat voor of achter de iris (dus verder van het hoornvlies) te plaatsen? Het onderzoek maakt deel uit van het programma Topspecialistische Zorg en Onderzoek (TZO) van ZonMw.
Uitvoering onderzoek
“Voor beide studies in het onderzoek worden twee groepen gemaakt. De ene groep van de eerste studie krijgt het Baerveldt implantaat en de andere groep krijgt het Paul implantaat. Patiënten die nog steeds hun eigen lens hebben, kunnen aan deze studie meedoen. Bij de ene groep van studie twee krijgen patiënten een Paul implantaat voor de iris en bij de andere groep wordt het implantaat achter de iris geplaatst. Hiervoor komen patiënten in aanmerking die een staaroperatie hebben gehad. Zij hebben een kunstlens in het oog. We hebben dus twee verschillende patiënt populaties.”
"We voeren een aantal extra metingen uit bij de patiënten die meedoen aan het onderzoek. Zo maken we voor en na de operatie met een microscoop een paar foto’s van het hoornvlies om het aantal endotheelcellen te tellen. Zo kunnen we vergelijken of het aantal cellen is afgenomen of niet. Daarnaast houden we andere uitkomsten in de gaten zoals oogdruk, oogbeweging, afstand van het implantaat buisje tot het hoornvlies of ontstekingsactiviteit in het oog. Er wordt dus nog meer aandacht gegeven aan de patiënt en het oog wordt beter in de gaten gehouden. De metingen worden gecombineerd met de controles bij de oogarts. In totaal zien we patiënten die worden doorgestuurd via hun oogarts ongeveer 4 of 5 keer in twee jaar.”
Van rattenproeven in het lab tot écht patiëntencontact
Toen Ionela klein was droomde ze ervan wetenschapper te worden. “Ik stelde me dan voor dat ik experimenten zou doen en cellen zou bekijken in een laboratoriumjas. Ik begon het doen van onderzoek echt leuk te gaan vinden tijdens mijn studie geneeskunde, toen ik aan mijn masterscriptie werkte. Op dat moment zat ik in het lab en voerde proeven uit op ratten en analyseerde hun hersenuitstrijkjes onder de microscoop. Ik raakte gefascineerd door het menselijk brein en dacht eraan om neuroloog te worden. Later besloot ik me te richten op een kleiner orgaan, vlak naast de hersenen, namelijk het oog. Ik stond versteld over hoeveel verschillende dingen je kunt zien door rechtstreeks in iemands ogen te kijken. Zo ben ik uiteindelijk onderzoek gaan doen in de oogheelkunde. Niet in een lab, maar in Het Oogziekenhuis Rotterdam met echte patiënten die hulp nodig hebben.”
Puzzelstukje in de grote Glaucoom-puzzel
“Het doen van onderzoek is teamwork!” gaat Ionela verder. “Ik werk met top glaucoomspecialisten in het land. Ook ben ik heel blij met de hulp van mijn collega’s van het ROI, de spreekuurassistenten, planners en fellows. Daarnaast vind ik het heel leuk om het onderzoek te combineren met het in contact staan met de patiënten. Zo leer ik wat hun zorgen zijn, hoe ik ze moet benaderen, maar ook hoe de artsen bepaalde beslissingen nemen. Ik ben op zoek naar een puzzelstukje in de grote Glaucoom-puzzel. Het is zo’n relevante studie voor een hele hoop patiënten. Om op zoek te zijn naar iets dat het leven van glaucoompatiënten kan verbeteren vind ik heel waardevol.”
Ook meewerken aan onderzoek? Wilt u doneren? Of bent/kent u iemand die promotieonderzoek wil doen?
Lopende wetenschappelijke onderzoeken
ZonMw staat voor een goede gezondheid, preventie en zorg voor iedereen, en kwetsbare groepen in het bijzonder. Daar werken we aan door samen met wetenschap en praktijk te investeren in projecten, experimenten, onderzoek en ontwikkeling om van te leren wat werkt en zo bij te dragen aan oplossingen. ZonMw doet dit vanuit drie kernactiviteiten; programmeren en financieren, stimuleren van impact en signaleren.